Op het Binnenhof zit een aantal mannen gehurkt rondom een net. Nauwkeurige bestudering toont dat onder het net duiven gevangen zitten. Is er sprake van duivenoverlast? In bepaalde zin wel, maar een geheel andere dan waaraan wij tegenwoordig denken.

Duiven vangen op het Binnenhof, 1940, maker: SchimmelpenninghDuiven vangen op het Binnenhof, 1940, maker: Schimmelpenningh

Duif als potientiële vijand

Nederland was bezet door de Duitsers en het Binnenhof was ingenomen door Seyss Inquart en zijn manschappen. De duif betekende voor hen allesbehalve een vredessymbool, maar een potentiële vijand, die zo snel mogelijk uit het straatbeeld moest verdwijnen. Al ver voor de Eerste Wereldoorlog zetten legers postduiven in voor spionage-doeleinden. De vogels brachten in kleine kokertjes, die aan de poten vastzaten, berichten over.

Direct in mei 1940 was al uitgelekt dat de Duitsers alle Nederlandse postduiven wensten te vangen en te doden. Tot opluchting van de circa 25.000 Nederlandse duivenhouders ging dit plan niet door, maar verscheen een maand later slechts een verbod op het vrij laten rondvliegen van duiven. Ook moesten alle postduivenhouders zich bij het Nationaal Verbond van Nederlandse Postduivenhouders aansluiten en zich laten registreren. 

Duivenvangers

In juli 1940 kreeg personeel van de Haagse Plantsoenendienst de opdracht op verschillende plaatsen in Den Haag netten te spannen om vrije duiven te vangen en te doden. Vooral op het Binnenhof bestond voor de duivenvangers grote publieke belangstelling. Elders in de stad, zoals op het Leeuwerikplein, de Statenlaan en de Pauwenlaan stonden kooien opgesteld. Tientallen Hagenaars hadden medelijden met de gevangen diertjes en strooiden – ondanks het voederverbod – brood naar de vogels. 

Het vangen van de duiven verliep traag. Dagelijks fladderden er nog zeker 200 over het Plein.

Duivenvanger op het Plein, 1940, maker: PolygoonDuivenvanger op het Plein, 1940, maker: Polygoon

Jenever in de strijd

Eén van de “deskundigen” bedacht een nieuw plan: over het hennepzaad onder de netten zou twee liter Oude Klare worden uitgegoten. Het Plein stonk op de ochtend van de 17de juli 1941 sterk naar alcohol. De duivenvangers stonden afwachtend toe te kijken en waren hoopvol gestemd toen de vogels zich enthousiast op het jeneverhoudende zaad stortten. Van dronken duiven was echter geen sprake, zelfs een waggelende duif was nergens te bespeuren. De verbijsterde duivenvangers zagen hoe de duiven vervolgens wegvlogen om in de dakgoten van het Plein hun roes uit te slapen.

Vinkennet

De volgende dag deden de mannen een hernieuwde poging. Onder grote publieke belangstelling spanden ze op het Plein een vinkennet. Het was alsof de vogels iets vermoedden, ze verroerden nauwelijks een vleugel en een flink aantal sloeg het gebeuren gaande vanaf het hoofd van Willem van Oranje. De grote drukte van voorbijgangers deed de duivenvangers besluiten het vinkennet op het Plein dicht te klappen en het te verplaatsen naar het Binnenhof. Uiteindelijk konden ze hier in de namiddag ongeveer dertig duiven vangen. 

Spionagewerk

De geallieerden zetten actief postduiven in voor spionagewerk. In Engeland ontvingen na de oorlog 32 postduiven, sommige postuum, de Dickin-medaille, vanwege hun heldhaftige gedrag. Ook de duif Flying Dutchman kreeg deze hoogste Engelse onderscheiding voor dieren. Tot driemaal toe slaagde hij erin met geheime berichten van Nederland naar Engeland te vliegen. De Duitsers zagen in iedere duif een potentiële Flying Dutchman. Het door postduivenhouders gevreesde Duitse bevel bleef dan ook niet uit.

Twee gulden per poot

Op 3 augustus 1942 was het zover: het houden van duiven was verboden en alle postduiven moesten worden afgemaakt, alleen het houden van sommige sierduiven was nog toegestaan. De duivenhouder moest zijn postduif doden en de poot met ring tot aan het eerste gewricht afsnijden en deze bij de politie inleveren. Voor iedere poot ontving de duivenhouder twee gulden. Een aantal duivenhouders weigerde betaling voor hun geliefde postduif. Niet alle postduivenhouders kwamen dit bevel na en zo kon een aantal Haagse duiven de oorlog overleven. In 1946 deed de Haagsche Courant verslag over een nieuwe postduivententoonstelling in Amicitia aan het Westeinde. Enkele duivenhouders toonden daar met trots hun ‘ondergedoken’ postduiven.

 


Dit artikel is onderdeel van een reeks artikelen gepubliceerd in Den Haag Centraal, geschreven door (oud) medewerkers van het Haags Gemeentearchief.

Auteur: Corien Glaudemans