In de tijd dat maar weinig Hagenaars over heet water beschikten, waren er overal in Den Haag waterstokerijen te vinden, die hiervoor zorgden. De zogenaamde waterstokers exploiteerden deze wamwaterstokerijen. De waterstoker werd ook water- en vuurbaas genoemd.

Werfstraat 15 winkel in kruidenierswaren annex waterstokerij van D. Verbaan, maker onbekend, 1934Werfstraat 15 winkel in kruidenierswaren annex waterstokerij van D. Verbaan, maker onbekend, 1934

Behoorlijk gevaarlijk

In 1920 telde Den Haag er veertien. Vaak werden waterstokerijen gecombineerd met een brandstoffenhandel en de verkoop van kruidenierswaren. De waterstokerij in combinatie met een brandstoffenhandel was niet geheel ongevaarlijk. Op 18 oktober 1920 bijvoorbeeld ontstond een grote binnenbrand in de Pinkstraat 20, omdat de waterstoker op zolder tegen de schoorsteen lege zakken en turf te drogen had gelegd. Door een lek in de schoorsteen vlogen het dak en de vloer in de brand.

Stankoverlast

In 1928 kwamen er bij de gemeente klachten binnen van stankoverlast. Het bleek dat waterstokerijen in Duindorp en Scheveningen gebruik maakten van materiaal dat kinderen ondermeer hadden weggehaald bij de wegaanleg van de verlenging van de Laan van Meerdervoort. De waterkokers hadden asfalt, teer en vuil vermengd met cokes en dit mengsel vervolgens gestookt. Dit zorgde voor een enorme stankoverlast.  

Stadsuitbreiding  

In de jaarverslagen van de gemeente Den Haag lezen we dat op 8 februari 1915 aan Woningbouwvereeniging Volksbelang een voorschot wordt verleend om in de omgeving van de Fischerstraat tweehonderd arbeiderswoningen, vier winkels, twee werkplaatsen en een waterstokerij te bouwen. Hieraan hing wel de voorwaarde dat het Rijk een gelijk bedrag beschikbaar moest stellen. Dit gebeurde nog tot in de jaren ’30 van de twintigste eeuw. Gemeente en Rijk betaalden samen voor de bouw van woningen en waterstokerijen. Zodra bekend werd dat ergens een waterstokerij gebouwd zou worden, kwamen bij het college van burgemeester en wethouders verzoeken binnen om bij zo’n nieuwe waterstokerij als waterbaas aan het werk te mogen.

Water thuisbezorgd

In 1928 lag de huur van een waterstokerij rond de tien gulden per maand. Tenminste, nadat de wijk bewoond was. Tot die tijd hoefde een waterstoker slechts een huur van ongeveer vijf gulden per maand te betalen. Voor dit bedrag moest hij heel wat emmers heet water verkopen. Eventueel kon je het water ook thuis laten bezorgen, dan kwam het hete water niet in emmers, maar in houten vaten. Dit was natuurlijk duurder dan het zelf het water halen. Op deze foto uit 1929 zien we een waterstokerij in de Schilderswijk. Hier kon voor één cent per emmer heet water worden gekocht.

Waterstokerij in de Schilderswijk, maker onbekend, 1929Waterstokerij in de Schilderswijk, maker onbekend, 1929

Maandag wasdag

Op maandag was het wasdag, dan haalden de huisvrouwen veel emmers heet water. Maar ook voor het zaterdagse bad in de zinken teil werden emmers heet water gehaald. Vaak stuurden de moeders dan hun kinderen naar de waterstokers om het water te halen. Omdat het hete water kostbaar was, pasten die goed op dat ze niets van het water morsten. Maar de kinderen keken natuurlijk vooral uit, omdat ze dit kokendhete water liever niet over zich heen kregen. De laatste waterstokerijen verdwenen in de jaren ‘60 van de twintigste eeuw uit het Haagse straatbeeld.


Dit artikel is onderdeel van een reeks artikelen gepubliceerd in Den Haag Centraal, geschreven door (oud) medewerkers van het Haags Gemeentearchief.

Auteur: Nicolette Faber-Wittenberg